In een recent nummer van Maatstaf (no. 6, 1988) lezen we een artikel ‘Michaïl Koezmin: een
vergeten dichterschap’. De titel wekt verwondering, want je vraagt je af door
wie Koezmin (1875-1936) vergeten is. In ieder geval niet door westerse lezers,
want zijn proza en poëzie zijn in chique Russische uitgaven uit München en
Berkeley beschikbaar. Ik denk dat bedoeld wordt dat in de Sovjet-Unie van
officiële zijde over Koezmin gezwegen wordt. Maar dat is in het land waar het
ongedrukte woord niet minder heilig is dan het gedrukte iets anders dan
vergetelheid.
Vorig
jaar stierf in de Verenigde Staten de dichter Ivan Elagin. Jelagin zou je
willen schrijven omdat je het zo uitspreekt, maar ik houd me aan de transcriptie
die hij zelf gebruikte, getuige ook het onvindbare, schoolkrantachtig
gestencilde cahiertje waarin hij eigen vertalingen van zijn gedichten uitgaf:
Ivan Elagin, Selected poetry (East Lansing
1966). Elagin, geboren te Vladivostok in 1918, behoort tot de ‘tweede emigratiegolf’: de Russen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland terechtkwamen en niet terugkeerden naar huis. In 1949 vertrok hij naar de Verenigde Staten. Hij is de auteur van tien dichtbundels, waarin veel gedichten opvallen door een subtiele mengeling van autobiografische en surrealistische elementen. Meesterlijke gedichten schreef hij over de oorlog en het groteske in het Amerikaanse stadslandschap. Hoewel Elagin dichtte dat hij ‘de bittere smaak van nostalgie’ niet kende, keerde hij in zijn werk vaak terug naar Rusland. Tragische stemmingen waren hem niet vreemd, getuige aangrijpende gedichten over zijn vader die gedurende Stalins Grote Terreur vermoord werd en over zijn dochtertje dat in de Tweede wereldoorlog bij zijn vlucht door Polen omkwam. Regelmatig werd Elagin tijdens zijn leven ‘de grootste dichter uit de emigratie’ genoemd, ook toen Brodski die vorig jaar de Nobelprijs kreeg de Sovjet-Unie al lang verlaten had.
Toen een paar jaar geleden van mijn hand een boekje uitkwam met vertalingen uit de poëzie van Elagin en Morsjen, een andere Amerikaanse Rus, verschenen er, enkele zeer perifere vermeldingen daargelaten, geen recensies. Die waren misschien ook niet te verwachten, want potentiële recensenten werd het niet gemakkelijk gemaakt met twee dichters die in veel handboeken niet genoemd worden.
Is dus Elagin een vergeten dichter? Zeker niet. In het afgelegen Bulgarije hoorde ik eens iemand over hem praten die zijn gedichten in Moskou gelezen had. Terwijl zijn werk daar in die tijd verboden was en alleen het land kon zijn binnengesmokkeld. Zulke dingen ervaar je met auteurs die wat voorstellen. Na Elagins dood behoorde Brodski tot de eersten die hem herdachten (Roesskaja mysl, Parijs, 6 maart 1987). En inmiddels mag zijn poëzie ook legaal in de Sovjet-Unie gelezen worden, getuige een keuze uit zijn werk die zojuist in het Leningradse tijdschrift Neva (nummer 8, 1988) verscheen.
Elagin is dus een beroemdheid? Zo men wil. Maar de Russische literatuur zit door de enorme politieke en geografische verscheidenheid waarbinnen ze zich sinds de revolutie van 1917 ontwikkelt, zo ondoorzichtig in elkaar dat onmiskenbare erkenning heel goed kan samengaan met volstrekte onbekendheid.
Maar vrienden wachten al niet meer
waar de wind der tijd voorbijging.Daarom wend ik me tot de gesternten
als tot een tafel met adressen.
En als je wat herkent in de sterren
jammert daar enkel bittere kou,en de brug, neergelaten naar het verleden,
hangt boven de rivier der vergetelheid.[1]
Jan Paul Hinrichs
| Eerder verschenen in Het Oog in ’t Zeil 6 (1988), No. 1, p. 27.
[1] Ivan Elagin, Nikolaj Morsjen, Tussen twee spiegels. Gedichten, keuze, vertaling en nawoord van JanPaul Hinrichs (Maastricht: Gerards, 1985), p. 41.