In het Elsschot-nummer van De Parelduiker (jrg. 6, 2001, nr. 4-5) beschreef ik de moeite die men moet doen, wil men in het bezit komen van uitverkochte Bulgaarse, Estische en Tsjechische vertalingen van werk van Willem Elsschot. In het stuk wees ik op het boek van mijn oud-docent dr. A.A. Fokker (1911-1990), Nederlands voor slavisten: een proeve van contrastieve grammatica(De Slavische Stichting te Leiden, 1988), waarin voorbeeldzinnen uit een Russische Elsschot-vertaling dienstdoen bij een vergelijking van de Nederlandse en Russische grammatica. In Karel van het Reves Siberisch dagboek (1966) treedt Fokker op als ‘Oom Fok’ die de auteur in 1961 in Moskou ontmoette en die toen beweerde dat het Russische ijs dat men op straat koopt naar petroleum smaakt. De Russische Elsschot-uitgave was ik tot op dat moment nooit ergens tegengekomen. Antiquarisch schijnt die nooit te worden aangeboden.
In oktober 2004 kreeg ik een uitnodiging in de bus voor de verkoop van boeken uit het bezit van een in 2003 overleden slaviste, te houden in een woonhuis te Oegstgeest en georganiseerd door een andere oud-docent. Alle boeken die op tafel lagen, kostten één euro. Een exemplaar van de Russische Elsschot lag erbij. Het bleek het handexemplaar van A.A. Fokker te zijn, dat de laatste bezitster, die met Fokker bevriend was geweest, uit zijn nalatenschap had verworven. De aantekeningen met potlood die Fokker voor zijn studies had gemaakt, stonden er nog in. Zo kwam ook dit boek weer terecht bij de hoofdstedelijke Elsschot-verzamelaar die me voor elke gevonden vertaling met een gul diner pleegt te belonen.De Russische Elsschot is een ingebonden boek dat in 1972 verscheen in de reeks ‘Meesters van het hedendaagse proza’ van de Moskouse uitgeverij Progress. De lange boektitel dekt de inhoud: Villa roz: roman. Silki: roman. Syr: povestj. Tanker: povestj. Bloezjdajoesjtsji tsjelovek: povestj. Of te wel: Villa des roses: roman. Lijmen: roman. Kaas: vertelling. Het tankschip: vertelling. Het dwaallicht: vertelling. Aangezien Het been als deel twee van Lijmen is opgenomen, hebben we hier te maken met een beknopt Verzameld werk. Informatie over de oplage, die in Russische boeken gewoonlijk is vermeld, ontbreekt. Vermoedelijk komt dat omdat het een vertaling uit een taal van een kapitalistisch land betreft: hoewel de Sovjet-Unie de Berner Conventie op dat momnet niet getekend had, wilde men blijkbaar ook niet al te zeer te koop lopen met de precieze hoeveelheid boeken waarmee men auteursrechten ontdook. In het boek ontbreekt ook de informatie dat de vertaling van Het dwaallicht eerder verscheen in het toonaangevende tijdschrift Novy mir (1972, nr. 5). Hiermee bereikte Elsschot in één keer een oplage van 157.000 exemplaren: zo’n oplage zal hij wel nooit in wat voor taal dan ook hebben gehaald. De vertaling van Het tankschip verscheen eerder in de bundel Rasskazy beljgijskich pisatelj (Verhalen van Belgische schrijvers, Moskou, Progress, 1968). Dit gegeven ontleen ik aan de Bibliografie van de Nederlandse literatuur in Russische vertaling van Werner Scheltjens (Sint-Petersburg, Aletejja, 2003), een naslagwerk waarin men kan nagaan dat Multatuli in Rusland onze meest vertaalde auteur is.
De Russische Elsschot uit 1972 is samengesteld en uitvoerig ingeleid door I.D. Skjoenajeva, die het verschijnen van het boek zelf niet meer heeft meegemaakt. Een redactionele voetnoot meldt dat in de tekst van het voorwoord enige veranderingen zijn aangebracht die niet meer met haar konden worden besproken. Misschien gaat het wel om de twee plichtmatige verwijzingen naar Lenins verzameld werk die men aantreft, of naar de slotzin waarin gesteld wordt dat in Elsschots proza ‘het zakelijke en politieke leven van de bourgeois met al zijn enorme banaliteit en cynisme wordt ontmaskerd’. Kennelijk wil het voorwoord de censuur ook ter wille zijn door bijzondere aandacht te geven aan de politiek meest incorrecte opmerking van het boek, de slotzinnen van Het tankschip: ‘Op de oorlog, Frans, want oorlog is een zegening. En het kapitalisme heeft toch zijn goede kant, is ’t waar of niet?’ Zo’n uitspraak, zo lezen we, hoort bij Elsschots uitbeelding van een zakenwereld waar de logica nu eenmaal absurd is en het absurde logisch heet.
Aan de vertaling kwamen vier vertaalsters en één vertaler te pas. Een bijzonderheid van het boek zijn de zeven houtsneden van de kunstenares T. Tolstaja, die wel tot de top gerekend mogen worden van de illustraties die ooit bij Elsschots werk zijn gemaakt. Over de kunstenares – die niet dezelfde kan zijn als de gelijknamige romanschrijfster – heb ik verder niets kunnen achterhalen. Maar Tolstaja moet de vertaling nauwgezet hebben bestudeerd, anders had zij de donkere, cynische middenstandssfeer van Elsschots proza niet zo subtiel kunnen uitbeelden.
Ten slotte nog een opmerking over de boekenmarkt in het oude Oostblok. Men pleegt die vooral te associëren met censuur die over alles waakte en met sombere, lelijke uitgaven. Toch werden in de oude tijd ook heel wat bijzondere boeken uitgegeven. Oostblok-redacties werden vaak bevolkt door erudiete redacteuren die een onleesbaar politiek boekje bedachten om ook een écht interessante uitgave te kunnen doordrukken. Vooral uit de DDR en Tsjecho-Slowakije ken ik verrassende vertalingen die alleen dankzij het gebrek aan marktwerking konden verschijnen. In de Sovjet-Unie ging alles wat moeizamer, maar ook daar gebeurden soms mooie dingen, zoals de uitgave van deze Elsschot: nog altijd de meest uitgebreide Elsschot-vertaling die ooit verscheen. Het was juist deze enigszins belegen uitgave op grond waarvan de Petersburgse docente neerlandistiek Irina Michajlova enkele jaren geleden in Neerlandica extra muros schreef dat Elsschot de meest geliefde Nederlandstalige auteur onder haar studenten is.
Jan Paul Hinrichs
| Eerder verschenen in De Parelduiker 9 (2005), No. 5, pp. 69-71.
[Zie het bericht van 22 april 2012 voor Willem Elsschot in Tsjechische, Estische en Bulgaarse vertaling]